Wanneer is sprake van een “nieuw contract” en dus niet van stilzwijgende verlenging?
De Wet Van Dam geldt voor stilzwijgend verlengde contracten. Dat houdt in dat het contract wordt voortgezet tenzij de consument tijdig aangeeft dat hij geen verlenging meer wil. Het tegenovergestelde is een contract dat stopt tenzij de consument tijdig aangeeft dat hij wel een verlenging of nieuw contract wil. In die situatie is het nieuwe (of verlengde) contract de eigen keuze van de consument. Hij heeft dan geen recht om elke maand op te zeggen.

Waaruit mag een bedrijf afleiden dat een consument een nieuw contract wil?
De consument moet zelf aangeven dat hij een nieuw contract wil. Dit kan hij op allerlei manieren doen, zolang maar sprake is van een expliciete handeling. Stilzitten of niets doen is niet genoeg, ongeacht de formulering in de algemene voorwaarden.

Men kan bijvoorbeeld de consument per e-mail een aanbod doen voor een nieuw contract, waar hij op moet reageren. Ook kan men de consument vragen een vinkje te zetten in een klantenpanel of klantaccountpagina. Telefonisch vragen of de consument “door wil met het contract” kan ook, maar kan tot bewijsproblemen leiden als het gesprek niet wordt opgenomen.

Een mogelijke oplossing zou dus zijn om gewoon een e-mail te sturen naar de klant, waarbij je vraagt of hij akkoord gaat dat het contract verlengd wordt voor een jaar. Stuurt hij een e-mail terug met ‘akkoord’, dan is er dus sprake van expliciete verlenging en heb je geen last van deze problematiek. In de algemene voorwaarden moet dus staan: - Bij stilzwijgende verlenging geldt een opzegtermijn van 1 maand – Bij expliciete verlenging kan een langere opzegtermijn (dan 1 maand) gelden (hier zet je dus bv 2 of 3 maanden).